21 juli 2010
Honfleur, Normandië. Na 5 uurtjes rijden ben je er. Een schilderachtig Frans stadje. Rechtstreeks uit het allermooiste plaatsjesboek.
Een schattig haventje, oude scheve huisjes, smalle steegjes en een lekker zonnetje. Erg Frans en erg romantisch. In een zijsteegje strijken we neer bij een rustig restaurantje. Ik zucht diep. Ik ben verliefd. Op hem. Op Honfleur. Op Frankrijk. Op wie of wat? Wat maakt het uit? Geen zin in moeilijke vragen.
Daarom bestel ik het enige gerecht op de kaart wat ik niet ken, zonder te vragen wat het is. Tripes à la mode Caen. Even later komt le garçon met een prachtig opgemaakt bord met zalm, aardappelpuree en een enkele haricot verts en zet het bord voor mijn vriend. Daarna komt hij met een pannetje en zet dat voor mijn neus. Wat zou er in zitten? Ik haal de deksel er af. Een prutje van aardappel, wortel en wat ondefinieerbare stukken vlees. Enthousiast prik ik het ondefinieerbare vlees aan mijn vork. Het ziet er vreemd uit. Lichtgekleurd en een beetje rimpelig. Het smaakt naar, ja naar wat? Ook dat is ondefinieerbaar. Maar niet lekker. De stukken groenten en aardappel eet ik op maar het rare vlees vermijd ik toch een beetje. Ik doe de deksel weer op het pannetje en le garçon neemt het weer mee.
Even later komt hij terug met het dessert. Net als Amélie sla ik met de achterkant van mijn lepel op mijn crème brûlée. Ik zucht diep. Ik ben verliefd. Op hem. Op Honfleur. Op Frankrijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten